Daar stapt ze uit de auto. Uit die lelijke pooierbak van haar Ricardo. Ricardo. Alleen de naam al. Hij schaamt zich dood. Aan haar kordate pas ziet hij hoe eager ze is. Hoe trots. Ze gaat een huis kopen! Papa’s kleine meisje.
Met slungelige passen volgt Ricardo haar naar de rode deur van de notarispraktijk. Wat is het toch een hork. Zijn haar is in glimmende strengen over zijn schedel gekamd. Op zijn witte T-shirt prijkt de afbeelding van een mond met een uitgestoken tong. Een beginnend buikje is zichtbaar boven zijn broekriem.
In zijn auto zittend maakt hij zich een voorstelling van wat de jongelui eerder vanochtend deden in aanloop naar het notarisbezoek. Nog even een snelle wip, staande in de badkamer, als om elkaar ervan te overtuigen dat dit de juiste stap is. Als vader zou hij haar willen toeschreeuwen: ‘Doe het niet, Angela, je hebt die man niet nodig. Over een paar jaar kan je zelf een huis kopen, zonder deze lapswans.’ Hij wist de zweetdruppels van zijn voorhoofd. ‘Waarom toch zo’n haast meisje.’
Als de jongelui achter de deur zijn verdwenen zucht hij diep. Hij begrijpt zijn kleine meid wel een beetje. Al haar vriendinnen kopen appartementen of het niks is. Zij kan natuurlijk niet achterblijven. Ze vindt het een prachtkans: een kleine eengezinswoning met een tuin op het westen. Geweldig toch? Dat de woning in slechte staat verkeert en in een beruchte buurt staat ziet ze niet. Ze heeft een écht huis, dat telt. Nou ja, een half huis. Want dat deze relatie niet lang zal duren staat als een paal boven water. En dan heeft ze nog maar een half huis, oftewel: een half huis van de bank.
‘Meisje, meisje.’ Hij zucht nog eens en er schiet een sesamzaadje in zijn keel. Hij hoest het weg en voelt zich belabberd. Als vader is hij kennelijk overbodig geworden.